Opinie | Vroeger zei ik alleen: ‘Zij zijn de moordenaars’. Maar wij doden ook Israëliërs

Dit is de tijd van bloed. Maar ik heb het niet over het bloed van mijn Palestijnse volk dat nog altijd in Gaza wordt vergoten, maar over dat van Joodse Israëliërs. Paradoxaal, nietwaar? Want terwijl ik dit schrijf, zijn in Gaza al zeker 20.000 Palestijnen gedood, onder wie veel burgers, en besluit ik als Palestijnse bewust om over jullie doden en niet over de onze te praten. Ik besluit niet om over jullie verlies en verdriet te praten omdat we de twee verhalen ‘in evenwicht’ moeten brengen, niet omdat het belangrijk is om een complexe politieke situatie te schetsen en ook niet om een andere stem te laten horen naast het beschamend falende Palestijnse leiderschap.

Ik schrijf deze woorden vooral aan de jonge Palestijnse vrouwen van wie sommigen mij persoonlijk durfden te schrijven om te bekennen dat, telkens als het overheersende Palestijnse nationale verhaal hen blind maakt voor een bepaalde lezing, ze weer mijn artikelen en berichten op de sociale media lezen om een andere kijk op de zaak te krijgen.

Maar ik schrijf deze woorden ook aan de Joodse Israëlische vrouwen die mijn bondgenoten zijn in de strijd om een einde te maken aan de bezetting.

Tegen hen zeg ik: Mooie Zielen, ik herinner me nog levendig de dag dat het gewicht van jullie verlies in al zijn zwaarte neerstortte, en pas weer lichter werd toen ik erkende dat wij Palestijnen ook Israëliërs vermoorden. Ik weet nog goed op welke dag en tijd en zelfs op welk moment deze ‘bekentenis’ plaatsvond, in de keuken van een Joodse vriendin.

Hongerig, boos en hulpeloos

Het was nog voor de oorlog, maar de gebeurtenissen van 7 oktober – en de weigering van sommige Palestijnen en aanhangers van de Palestijnse zaak om de gruweldaden te erkennen, om nog te zwijgen van hen die ze als verzetsdaden omschrijven – hebben mij aan dat moment doen terugdenken.

Ik zat daar met nog een Palestijns-Israëlische vriendin aan de keukentafel en we probeerden gedrieën gedichten te schrijven. Maar eigenlijk staken we alleen maar hongerig, boos en hulpeloos de ene sigaret na de andere op en bespraken de eeuwige ‘toestand’ waarin wij verkeren, toen ik me plotseling overrompeld voelde door het geweld van het Israëlisch-Palestijnse conflict.

Mijn Zielsverwanten in het Verzet, laat me iets bekennen. Ik was niet van plan die bekentenis te doen, ik kon me niet indenken dat ik die ooit uit zou spreken. Misschien verzette ik me ertegen, zoals veel Palestijnen, ontkende en bevocht ik het. Ik deed zo mijn best om aan die zin te ontkomen, maar de afschuw verstikte mijn ziel. Ik schreeuwde tegen de spiegel: er is geen ruimte voor nog meer bloed – de tragiek van één volk is al ondraaglijk genoeg! Hoe moet ik de last van twee volken verdragen?

Welk verhaal moet ik scheppen uit het mededogen met Palestijnen én Joodse Israëliërs?

Ik hield me altijd weer voor dat ik niets met het vergieten van Israëlisch bloed te maken heb. Mijn nationale expertise is tenslotte het Palestijnse verlies en verdriet. Dat moet ik uitspreken, overbrengen, laten zien en zo nodig ook gebruiken. Bovendien moet ik zelf dat verhaal zíjn.

Jarenlang bleef deze keukentafelbekentenis in mijn keel steken. Ik was bang voor de vervolgingscampagnes, voor het gepraat over verraad, voor de vernietiging van mijn Palestijnse verhaal.

Die dag was voor ik het eerst in staat deze zin in zijn geheel te zeggen. Mijn stem trilde en er kwam iets onbeholpens uit mijn mond. Mijn tong was niet gewend aan die vreemde beweging waarmee hij opeens zei: „Wij doden ook Israëliërs.”

Atoombom op het Palestijnse verhaal

Per slot van rekening zei ik vroeger alleen: „Zij zijn de moordenaars”, en nu moet ik ook ‘wij’ zeggen. Ik weet nog dat mijn Joodse vriendin lichtjes huiverde, geschrokken. Ik ken die blik heel goed: ze geloofde niet dat ik, die Palestijnse vrouw die met tegenzin als vertegenwoordiger van het Palestijnse collectief optreedt, zo’n zin zou kunnen uitspreken. Ik kon me indertijd niet eens indenken dat ik zo’n atoombom op het Palestijnse verhaal zou kunnen lanceren.

Er viel een scherpe en heftige stilte over ons drieën: geen sigaretten, koppen koffie of gekonfijte sinaasappels konden die verbreken. ‘We wisten dat jullie bloed werd vergoten’, kwam de verzwakte stem tot ons.

Maar het Palestijnse bloed dat voor 7 oktober werd vergoten had in mijn ogen en in die van zoveel Palestijnen altijd de overhand gehad. En dan kwamen de beelden en namen van de duizenden doden in Gaza, onder wie al die kinderen die stierven onder de brokstukken van Israëlische bommen die zogenaamd op zoek waren naar Hamas-leden, maar hen vonden.

En niet alleen 7 oktober heeft me jullie doden laten zien en me hun eeuwige verlies na aan het hart gebracht, het was en is nog altijd een bewuste ethische, morele en politieke keuze. Die keuze mag niet afhangen van de mate van wreedheid van een bepaalde gebeurtenis en ook niet van het overheersende Palestijnse verhaal dat zijn kompas kwijt is, of van de uitspraken van moreel failliete Palestijnse politici. Het is een doelbewuste, krachtige daad, omdat die de waakhond van de ‘moraal’ boven het soms verblindende nationalisme plaatst.


Lees ook
Pleegt Israël genocide? Daarover gaan rechters in Den Haag zich buigen

Autowrak in het zuiden van de Gazastrook, vermoedelijk na een aanval van Israël

Vrienden, deze bekentenis was rampzalig voor mijn verhaal, maar bevrijdde mij wel. Toch speelden me vragen door het hoofd als: welk verhaal moet ik nu vertellen? Welk Palestijns verhaal moet ik scheppen uit de last van het mededogen met Palestijnen én Joodse Israëliërs? Hoe kan het Palestijnse nationale verhaal zo’n openbaring overleven?

Mijn Palestijnse vrienden, jullie zullen verbaasd staan. Het Palestijnse verhaal kan voortbestaan en zelfs herboren worden als we erkennen deze levens te hebben genomen, er afstand van nemen en een alternatief Palestijns verhaal zonder dubbele moraal scheppen. Wij zullen als Palestijnen alleen blijven voortbestaan als we vaststellen dat het verhaal dat we onszelf voorhielden niet meer werkt. We zullen alleen voortbestaan als we de pijnlijke reis ondernemen om een alternatief verhaal te scheppen, dus moet elk geweld een rode lijn zijn.

Onze rechtvaardige eis

Ik ben niet bang om dit te zeggen en toch een bevrijding van ons land te eisen. Deze bekentenis rechtvaardigt niet de bezetting, de deportatie, het kolonistengeweld op de Westelijke Jordaanoever en in de Jordaanvallei, en evenmin de bombardementen op Gaza. Bovendien mag dit vooral niet in tegenspraak zijn met het Palestijnse seculiere nationale verhaal, dat een hoog moreel gehalte heeft.

Als onze rechtvaardige eis tot nationale bevrijding in de allereerste plaats een menselijk-morele en geen politieke eis is, dan mag deze in geen enkel opzicht een fundamentele morele tegenstrijdigheid bevatten die ons in staat stelt het bloed van anderen te vergieten, alleen maar omdat het overheersende Palestijnse verhaal hen omschrijft als ‘vijanden’ die tegen elke prijs moeten worden bestreden.

Beste Palestijnse vrouwen, ‘tegen elke prijs’ is het equivalent van ‘Israëls recht om zich te verdedigen’. ‘Tegen elke prijs’ wil zeggen eindeloos bezig zijn om Israëlische levens te nemen en weigeren dit in te zien. ‘Tegen elke prijs’ wil zeggen dat de wolf wordt gevoerd die naar wraak dorst, en niet die naar vrijheid dorst.

Beste Palestijnse en Israëlische vrouwen, dit inzicht past ieder van ons die weet dat we deze plek op aarde delen, en ieder die verlangt hier vrij te leven, zonder de overweldigende angst en onzekerheid waardoor ieder van ons dreigt te worden verteerd.


Lees ook
Hondsdolheid, honger, één arts per zevenduizend mensen: wat betekent ‘veilig’, in Gaza?

Palestijnen verzamelen zich op donderdag 14 december rond het verwoeste huis van de familie Shehada na een Israëlisch bombardement op de stad Rafah in de zuidelijke Gazastrook.